Hardnekkige misverstanden over duurzame landbouw (deel 2)

Laatste update op 1 oktober 2019

In mijn vorige column over hardnekkige mythes en misverstanden, had ik het over de onzin van het binnenhouden van koeien voor het klimaat. Nu over het veel herhaalde mantra dat biologische voeding niet gezonder zou zijn, over technologische sprookjes en dat inzet op biologische landbouw de oplossing van het wereldvoedselvraagstuk in de weg zou staan.

Eerst de gezondheidskwestie

Als iemand me kan uitleggen hoe het bestrijden van onkruid en insecten met chemische middelen een gezonde aanpak is, dan hoor ik het graag. De enige echt duurzame weg is investeren in bodemvruchtbaarheid en biodiversiteit om ziekten en plagen te beheersen en de kracht van de natuur te benutten. Dat zorgt voor een gezond systeem wat schoon water, frisse lucht, schone aarde en vitale voeding kan verzorgen. De basis voor een leefbaar milieu. Maar ‘gezondheid’ wordt vaak versmald tot het eindproduct. Kun je daar bewijzen dat het directe gezondheidseffecten heeft aan de hand van inhoudsstoffen. Voor dat laatste zijn tal van aanwijzingen, maar er is nog weinig onderzoek gedaan. Voor nu kunnen we vaststellen dat er geen restanten opzitten van stoffen die we immers afzweren. En vooral over de cocktails van toxische stoffen die we – in weliswaar lage doseringen- binnenkrijgen zijn veel zorgen, vooral voor opgroeiende kinderen. De voedingsmiddelenindustrie verdient aan bewerkt voedsel gemaakt van zo goedkoop mogelijke grondstoffen, niet aan onbespoten sla. Follow the money. Maar laten we vooral begrijpen dat gezondheid een veel breder begrip is en dat we alleen gezond kunnen blijven in een schoon milieu. Misschien dat we meer ‘technologisch’ schone kasproductie zullen krijgen, maar die produceren met komkommers en tomaten vooral water en weinig nutriëntrijke en calorierijke gewassen, die zullen toch uit de volle grond moeten blijven komen.

Dan het wereldvoedselvraagstuk

Dat heeft niets te maken met opvoeren van productie in ons land. Sterker nog dat werkt averechts. Het gaat erom dat een Afrikaanse boer van 2 ton naar 4 ton per hectare opbrengst gaat en niet dat wij nog meer dan 8 ton per hectare gaan produceren om daarmee vervolgens de markten in ontwikkelingslanden te overspoelen. Hetzelfde geldt voor onze plofkippen en intensieve veehouderij. Daar zijn kunstgrepen voor nodig, met grootscheepse inzet van fossiele brandstoffen. Minder vlees produceren (en dus veel minder importeren van diervoeder) en eten, minder verspilling en juist extensiveren in ons land, schept ruimte voor ontwikkeling landbouw elders waar de monden gevoed moeten worden. Voor landen met voedseltekorten gaat het vooral over verbetering van de positie van vrouwen, van de infrastructuur en hulp aan kleine boeren met kennis over bodemvruchtbaarheid  en kredieten voor investeringen in zaden, bemesting  en gereedschappen. Heel belangrijk daarbij is ook dat armere landen de ruimte krijgen om hun eigen markt te beschermen met importheffingen. Zodat keuzes gemaakt kunnen worden vanuit de ecologische en sociale context in plaats van vanuit de lobby van multinationals in zaden en chemie.

Onze biologische en biodynamische boeren halen opbrengsten die hoog genoeg zijn om met een meer op plantaardig dieet in Europa helemaal over te kunnen schakelen, voedselzekerheid te garanderen en ook nog bij te dragen aan behoud biodiversiteit en opslag van koolstof in de bodems. Het gezond en duurzaam voeden van ‘stadstuin’ Nederland met behoud van natuur en landschap is de belangrijkste uitdaging en zorgt voor verschuiving van een aandeelhouderseconomie van multinationals naar directe belangen van boeren en burgers in eigen land.

Bert van Ruitenbeek,
directeur van het keurmerk Demeter voor biodynamische landbouw en voeding
www.stichtingdemeter.nl

Plaats een reactie op dit artikel

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *